english

Blog bij het tekenen van vijf portretten in opdracht van het Centraal Museum Utrecht.
Naast Pyke Koch, Peter Vos, Joop Moesman en Dick Bruna.  

 

Deel IV: Gerrit Rietveld



Potlood, 2019

Kantelpunt

Wat weet ik van Rietveld? Ja, tentoonstellingen gezien, huis gezien, volgelingen gezien, foto’s van zijn minnares en hem samen.
Ik denk bij hem aan iets zeer bijzonders in vormen en kleuren, maar een persoonlijk beeld? Gevierd, gedegen man, vriendelijk denk ik. Meer weet ik eigenlijk niet.

Om wat meer invulling van mijn karige beeld van hem te krijgen ga ik op weg naar zijn kleindochter Martine Eskes. Ze woont in Krommenie, in een mooi huis dat qua interieur sterk aan Rietveld doet denken. Vooral meubels en kunst herinneren aan hem. Het huis is licht, transparant, ook als in de ontwerpen van Rietveld.
De gepensioneerde gynaecoloog Eskes verontschuldigt zich bij mijn vragen: zo vaak heeft ze hem niet meegemaakt. Hij was eigenlijk altijd aan het werk. Ze zagen hem 'wel eens door de huiskamer lopen'. Maar wat ik eerder heb meegemaakt gebeurt nu ook: doordat zij het DNA van Rietveld in zich draagt, krijg ik toch een basisgevoel hoe opa geweest moet zijn. Manier van doen, gewoonten, manieren, omgang.

Bij het afscheid zegt ze ineens: 'o ja, er is nog wel iets dat een belangrijk moment was in het leven van Rietveld'. Ik spits mijn oren.

( De volgende scene schrijf ik hier op, zoals ik het onthouden heb. Alle vergissingen of interpretaties zijn geheel voor mijn verantwoording. Denk erover als een theaterdialoogje. )

Scene

"Rietveld had in zijn jonge jaren een meubelmakerij, zoals je ongetwijfeld weet. Hij maakte daar meubels in opdracht. Hij was ook een tijdje bij een diamantair in dienst geweest, omdat hij dat ook erg interessant vond, maar hij keerde vanwege de crisis toch terug naar de werkplaats. Hij had ervaring met het maken van stoelen in een bepaalde stijl, in opdracht. Zo had hij ook stoelen gemaakt voor Parijse paleizen in een Louis de zoveelste stijl. Hij zei daar zelf over: “ik heb ze wat steviger gemaakt”, want de originelen blonken vaak niet uit in duurzaamheid en vakwerk.

Zo had hij ook een opdracht gedaan voor een Haagse architect. Een aantal stoelen in Frank-Lloyd-Wright-stijl. Dat was toen helemaal hip: het enige wat in die tijd van crisis aan huizen werd gebouwd was in zijn stijl. De rijken hadden zijn ontwerpen gezien op de wereldtentoonstelling in Brussel.
Dus daar kregen de architecten opdrachten in: een Frank Lloyd Wrighthuis maken. Meestal een zomerhuisje in de duinen of in een lommerrijke omgeving. En daar moesten natuurlijk bijpassende Frank Lloyd Wright-stoelen en tafels en kasten en alles in.

De stoelen waren klaar, dus Rietveld had een afspraak gemaakt met de architect, Rob van’t Hof. Die kwam op het afgesproken uur de stoelen bekijken.

'Mooi Gerrit! Als altijd'.

'Ik heb ze wel wat steviger gemaakt', zegt Gerrit, bijna verontschuldigend.

Goedkeurend laat van ‘t Hof zijn handen over de stoelen glijden. Dan kijkt hij eens verder de werkplaats rond. Zijn oog valt op een wat verborgen hoekje waar iets onder een doek en wat rommel lijkt te staan.



' Wat is dat'?

Rietveld schrikt . 'O, niks bijzonders'.

Van’t Hof houdt aan. Het verwart Rietveld. Onder die deken is zijn eerste stoel verborgen. Een bruine. Het is alweer jaren geleden dat hij hem gemaakt heeft. Niemand had er brood in gezien, niemand wilde hem kopen. Ze vonden hem vreemd, niet passend in de tijd. Misschien wel gewoon gek. En dat beangstigde Rietveld. Op een gegeven moment begon hij zelfs te vrezen dat hij gek aan het worden was. Hij had meegemaakt dat zijn grootvader aan geestesziekte was gaan lijden, en recentelijk trof ook nog zijn zus hetzelfde lot. een familiekwaal. En nu dacht hij dus al een tijdje dat hij zelf gek aan het worden was: dat wat hij ontwierp en maakte, en dat zijn beste idee, dat geheel uit zijn geest voortsproot door zijn omgeving zo totaal geen aansluiting vond.
En daarom had hij zich ook verzoend met het idee dat hij meubels in opdracht zou blijven maken, en die stoel maar beter verborgen moest blijven.

'Nee, laat eens zien, ik ben gewoon benieuwd', zei van het Hof, en liep naar de hoek.

- Eh, nou...

Van ‘t Hof haalde de rommel en de doek eraf en bekeek de stoel die eronder vandaan kwam. Gerrit was blijven staan. De architect bekeek de stoel aandachtig. Legde zijn hand erop, liep eromheen, ging door de knieën, en was even stil. Toen draaide hij zich om en keek Rietveld recht aan. De meubelmaker vreesde voor wat ging komen.

'Gerrit', zei Rob, en pauzeerde even. En toen sprak hij de woorden die het leven van de jonge Rietveld voor altijd zouden veranderen:

'Jij bent een van ons!'

Nu was Rob van ‘t Hoff lid van de Stijl, en dat wist Gerrit maar al te goed. Dus de impact van deze woorden moet een enorme uitwerking hebben gehad op hem. Op het ene moment maakte Gerrit uit een soort dubbel zelfbehoud meubels van andermans ontwerp in opdracht, en was bang dat hij dezelfde familieziekte had als zijn opa en zijn zus, op het volgende moment keek hij naar een toekomst waarin hij werd opgenomen in een van de belangrijkste kunststromingen van Nederland.

***

De kleindochter stond al in de deuropening. Wij namen hartelijk beleefd, doch nog steeds ietwat afstandelijk afscheid. Maar ik wist dat ik een bijzonder begin had voor een portret. Dit kantelpunt.



Jan Cremer, James Dean, Herman Brood, Marco Bakker




Voor de keuze van de foto om te gebruiken voor het portret zoek ik dus een uit ongeveer die tijd, om die Gerrit te laten zien. Ik vind een kleine, een heel erg kleine, in de archieven van het Centraal Museum. Hij kijkt stoer. De foto is ouderwets vaag. Dat betekent dat het niet zo'n gedetailleerde tekening kan worden. In de loop van een week maak ik daarom meerdere voorschetsen, studies van haar, blik, huis en jas. Ook een uit mijn hoofd, puur op gevoel.

Ik wil iemand met een blik tekenen die ineens z'n weg gevonden heeft, zelfverzekerd, jong, brutaal. Ergens tussen Jan Cremer, James Dean en een jonge Marco Bakker. Met stoer glimmend haar. In zijn prachtige wollen visgraatjas. Dat werd uiteindelijk deze. Hij wijkt wat af van de andere vier, maar ja, dat deed Gerrit Rietveld sowieso.

P.S. Ergens in de tekening zit de eerste stoel verborgen.

Kees Wennekendonk
Utrecht, 31 oktober, 2019.

Mede mogelijk gemaakt dankzij financiering door de Vrienden van het Centraal Museum. Naast mijn nieuwe portretten van Pyke Koch, Peter Vos, Joop Moesman en Gerrit Rietveld.

 

Overige blogs De Grote Vijf

 

 

terug naar boven